​Luyt Wortel

​Luyt Wortel

Tekstversie

Hallo, mijn naam is Els van de Hooff en ik doe de stem van Luyt Wortel.

(Kort muziek intro.)(Het geluid van getrommel op ketels is al kort op de achtergrond te horen.)

Voice-over: Het is 1650. Een grote groep vrouwen uit Culemborg komt in opstand. Ze verzamelen zich hier bij het Stadhuis.

Luyt: Wat dachten die heren nou, dat wij gewone mensen die stuiver konden betalen? En daar nog eens een stuiver bovenop? Bliksemse schelmen, die molenaars! Ons het brood uit de mond stoten.

Ik ben Luyt Wortel en ik had altijd zélf mijn zakken graan naar de molen gebracht. Dat ging goed. Ik kreeg mijn graan gemalen en de molenaar mocht zijn loon uit de zak scheppen. Maar op een dag zag ik dat dat duvelsjonck te veel uit mijn zakken schepte. Veels te veel!

Ik hoorde het ook van andere vrouwen. Er werd te diep geschept in onze zakken. Dus wij waren gaan klagen bij het stadhuis. En wat verzonnen ze daar? Niet die molenaars op het schavot zetten, nee, er zou een molenkar gaan rijden. Die moesten wij allemaal gebruiken.

Dus ik kon mijn graan niet meer zelf brengen. Ik most het op de molenkar leggen. En
wat denk dat dat kost? Een stuiver! Leggen die molenaars daar nog eens een stuiver op per schepel stuifmeel. Ja, waren we nog veel duurder uit! Kijk, mijn eten, daar moet je niet aan komen.

(Geluid zwelt aan van een groep vrouwen die op ketels trommelt. Ze roepen nu en dan hun eisen en hier en daar scheldwoorden: ‘Weg met de molenkar!’ ‘Geen stuiver te veel!’
‘Molenaar, vervloekte hond!’)

We gingen verhaal halen hier bij het stadhuis. Ik voorop. Net als soldaatjes hadden we trommels en vaandels. (Lacht). Wij hadden als vaandels onze blauwe schorten aan een stok gebonden. Wij werden al gauw ‘blauwlappen’ genoemd. Pff, blauwlappen.

(Het geluid wordt luider. Een raam wordt ingegooid. Er wordt getrommeld en geroepen: ‘Laat Aaltje vrij!’ ‘Laat haar vrij!’)
Eentje van ons hadden ze gevangen gezet. Die moest natuurlijk vrij komen. Nou, wij kregen uiteindelijk wat we wilden.

(Het geluid sterft weg.)

Maar een paar maanden later werd ik toch nog opgepakt. En twee van de mannen die erbij waren. Die kregen de doodstraf en ik werd verbannen uit Kuilenburg.

Iemand moet op de graaf hebben ingepraat. Of hij was zelf een verstandig man. Hij trok de straffen weer in. Wel werden de mannen nog op het schavot gezet. Ze kregen met de gesel. Een afschuwelijk gezicht. Maar ik kon in Kuilenburg blijven.

Voice-over: De molenkar bleef op bevel van de graaf rijden. Maar Luyt Wortel mocht weer zelf haar graan naar de molen rijden.

(Zeer kort muziek outro.)